Dit heb je nodig:
- koker
- textiel
- wol
- verf
- kwast
- schaar
- lijm
- rietjes
- stevig papier
Verf het bovenste deel van de koker in de kleur van de huid.
Neem vervolgens een lapje stof en wikkel dit om de koker. Zorg ervoor dat het bovenste
deel van de koker, het beschilderde hoofd, vrij blijft.
Van stevig papier maak je de armen en de ski's.
Op de armen plak je de stof die je ook om de koker hebt geplakt.
De ski's kun je met verf beschilderen. Met lijm bevestig je de armen aan het lijf
en de skies eronder.
Knip een rietje doormidden om de stokken te maken.
Ogen, neus en mond kun je uit papier knippen en opplakken. Het haar maak je van wol.
Uit een lapje stof knip je een das die je de skiër omknoopt.
Als het heeft gesneeuwd is het leuk om met de kinderen op zoek te gaan naar sporen die de dieren hebben gemaakt in de sneeuw. Omdat het niet zo vaak sneeuwt kunt u de kinderen natuurlijk ook plaatjes van sporen laten zien.
Om zelf sporen te maken gaat u als volgt te werk: Zet een schoenendoos met zand op de grond. Een kind maakt met zijn voet een duidelijke afdruk in het zand. Giet hier voorzichtig het met water tot een papje aangemaakte gips overheen. Laat het gips goed hard worden. Haal de gipsvorm uit het zand en draai hem om. Veeg de vorm schoon en je ziet de afdruk van de voetzool van het kind.
Ga met me mee - we lopen naar het meer,
stap op het ijs en spring dan op en neer.
En beer die sprong, totdat het ijs daar brak,
nou kijk - zei olifant - d t noem je nou een wak.
Was een sneeuwpop van een meter,
en die sneeuwpop had het koud.
Was een sneeuwpop van een meter,
en die sneeuwpop had het koud.
En dus dacht hij: "Ik ga wand'len,
ik ga wand'len in de stad."
En dus dacht hij: "Ik ga wand'len,
ik ga wand'len in de stad."
En de mensen zeiden: "Nee maar,"
en de mensen riepen: "h ."
En de mensen zeiden: "Nee maar,"
en de mensen riepen: "h ."
Maar de sneeuwpop zag een huisje,
en hij dacht: "Daar is het warm."
Maar de sneeuwpop zag een huisje,
en hij dacht: "Daar is het warm."
En dus ging hij daar naar binnen,
maar de kachel brandde hard.
En dus ging hij daar naar binnen,
maar de kachel brandde hard.
En toen smolt die arme sneeuwpop,
hij smolt bijna helemaal.
En toen smolt die arme sneeuwpop,
hij smolt bijna helemaal.
En de rest ging in de diepvries,
en de sneeuwpop werd weer hard.
En de rest ging in de diepvries,
en de sneeuwpop werd weer hard.
Was een sneeuwpop, wel een kleintje,
maar hij deed nooit meer zo dom.
Was een sneeuwpop, wel een kleintje,
maar hij deed nooit meer zo dom.
Dag meneer de sneeuwman,
waar kom je vandaan?
Dag meneer de sneeuwman,
blijf maar staan.
Hier is een bezem,
een stok en een hoed.
Dag meneer de sneeuwman,
het staat je goed.