| Knip ongeveer 10 repen uit het papier. | |
| Maak met een perforator of een schaar gaatjes in alle uiteinden. (Dit is niet nodig wanneer je geen splitpennen hebt of het liever plakt.) | |
| Verbind de repen met een splitpen. (Je kunt de repen ook op elkaar plakken met lijm.) | |
| Knip een blaadje uit en maak ook hierin een gaatje. | |
| Buige de repen rond en verbind ze bovenaan met een splitpen of lijm. |
Dit heb je nodig:
- stevig papier
- vliegerpapier
- schaar
- prikpen en matje en/of schaar
- potlood
- lijm
- (nietmachine)
Neem twee vellen stevig papier en leg ze op elkaar. Het is handig als je ze aan elkaar vastniet zodat ze niet kunnen verschuiven.
Teken de omtrek van een appel, een peer of een ander soort fruit op het papier. Teken in deze vorm dezelfde vorm iets
kleiner. Knip of prik eerst de binnenste vorm en daarna de buitenste vorm uit. Vervolgens plak je een vel (liefst doorzichtig)
vliegerpapier op een van de vormen die uitgeprikt of -geknipt hebt. Vervolgens scheur of knip je kleine stukjes uit gekleurd vliegerpapier
en plak je deze op het doorzichtige papier. Je mag ze gerust over elkaar heen plakken. Op deze manier kun je kleuren een
beetje mengen. Heb je dit gedaan, dan kun je van gekleurd papier eventueel nog een steeltje en een blaadje maken. Als je klaar bent plak je de
overgebleven vorm tegen de eerste vorm zodat je fruit er aan beide kanten mooi uitziet. Plak je fruit tegen het raam.
Dit heb je nodig:
- papier
- half bolletje (piepschuim)
- verf
- lijm
- schaar
- penseel
- (glitters)
Verf het halve (piepschuim) balletje zwart, dit wordt het lijf van de spin.
Als je geen balletje hebt kun je ook een prop papier gebruiken. Op een vel papier verf of teken je een spinnenweb.
Je kunt met lijm over de lijnen gaan en er glitters op strooien. Van papier knip je de poten van de spin, die je onder het lijf plakt.
Natuurlijk kun je de spin ook nog voorzien van ogen en/of een kruis. Deze kun je maken van papier of erop schilderen.
Als je spin af is plak je hem op het spinnenweb.
Dit heb je nodig:
- tekenpapier
- penseel
- waterverf
- fineliner
Teken een boom op het papier. Beschilder de boom en de achtergrond met waterverf.
Als de verf droog is stempel je de herfstbladeren met de toppen van je vingers op het papier.
Vervolgens trek je de omtrek van de boom over met een fineliner.

Dit heb je nodig:
- stevig papier
- schaar
- lijm
- viltstiften
- wit potlood
- splitpen
Knip een cirkel uit het papier. Op de cirkel teken je een spinnenweb.
Let erop dat elke lijn bij een cijfer uitkomt.
De cijfers schrijf je met viltstiften op kleine cirkels die je uit papier knipt.
Maak nu de wijzers. Knutsel een spinnetje en plak het op de grote wijzer. Misschien kun
je ook een vliegje maken voor op de kleine wijzer.
De wijzers bevestig je d.m.v. de splitpen aan de cirkel.
Dit heb je nodig:
- gekleurd papier
- fruit
- mesje
- schaar
- lijm
- verf
Knip een fruitmand uit gekleurd papier en plak hem op. Snijd het fruit met het mesje doormidden.
Met de stukken fruit stempel je afdrukken op het papier.
Dit heb je nodig:
- zwarte verf
- witte verf
- vel papier
- handen
- kort stukje draad
- schaar
- lijm
Beschilder de palm van je hand en je vingers, met uitzondering van de duim, met zwarte verf. Maak nu een afdruk van je hand op het vel papier met de vingers een beetje gespreid en naar rechts wijzend. Maak op dezelfde manier een afdruk met de vingers naar links wijzend. De handpalmen dienen elkaar te overlappen.
| Leg het schoteltje op twee vellen papier en trek het met een potlood om. | |
| Knip de cirkel uit. | |
| Vouw de cirkels dubbel en knip over de middellijn.Je hebt drie halve cirkels nodig. | |
| Vouw een halve cirkel dubbel. | |
| Vouw voor zoals op de foto te zien is. Dit is de moeilijkste vouw. Let goed op. Omdat je een extra halve cirkel hebt kun je hier eventueel mee oefenen. | |
| Wanneer je de halve cirkel open vouwt ziet het er zo uit.. | |
| Vouw over de zojuist gemaakte vouwlijn. | |
| Doe hetzelfde met de andere kant. | |
| Leg twee halve cirkels op elkaar en teken lijntjes zoals op de afbeelding te zien is. Knip de vleugels uit. | |
| Plak de vleugels op het lijf. | |
| Vouw een vel papier dubbel en teken er een cirkel op. | |
| Knip op deze manier de cirkels voor de ogen. | |
| Knip op dezelfde manier driehoekjes uit. Dit worden de tanden. | |
| Knip een mond en plak alles op de vleermuis. |


Knip de onderdelen van het klokhuis uit zoals je op de foto ziet en plak ze op gekleurd papier. In plaats van knippen kun je het papier ook scheuren.
Vouw de zestien vierkantjes,
vouw vervolgens alle hoeken met een schuine vouw naar achteren.
Het vouwschema komt te
voorschijn als je op de appel klikt.
Plak de appel op het papier. Met gekleurd papier kun je nu nog een steeltje en
blaadjes knippen en boven de appel plakken.

Onder hele hoge bomen,
Als het avond is geworden,
is dat helemaal niet raar.
Want dan zitten de kabouters,
heel gezellig bij elkaar.
Want ze zitten op een stoeltje,
met een kaarsje in de hand.
En dan zie je duizend lichtjes,
in kaboutersrookjesland.
Appeltje, appeltje blozend rond,
Eekhoorn, eekhoorn, met je lange staartje,
Bliksemflitsen, o wat veel!
Everdien speelt op haar kamer,
Bliksemflitsen, o wat veel!
Kabouter Basje,
val voor mij eens op de grond.
Dan zal ik je heel vlug pakken,
en je lekker op gaan happen.
eekhoorn, eekhoorn, spring maar met een vaartje.
Tikke, takke, tonen,
rrroetssjjj, in de bomen.
Robert-Jan ligt in de kamer,
op wat kussens in een hoek.
En hij glimlacht om de plaatjes,
van het grote prentenboek.
Het is stil, de klok tikt zachtjes,
en een vogel fluit een lied.
Buiten komen zwarte wolken,
maar die ziet hij niet.
Bliksemflitsen, wit en geel!
Even later, rommelbommel knal!
Wat een water overal,
wat een weer, wat een verschil,
eerst was het stil,
maar nu niet meer.
met de poppen en de poes.
En ze maakt van oude lapjes,
voor de poes een mooie bloes.
Het is stil, de klok tikt zachtjes,
en een vogel fluit een lied.
Buiten komen zwarte wolken,
maar die ziet zij niet.
Bliksemflitsen, wit en geel!
Even later, rommelbommel knal!
Wat een water overal,
wat een weer, wat een verschil,
eerst was het stil,
maar nu niet meer.
viel in een plasje.
O, o, dat was me wat,
hij was kledder kleddernat.
Nat zijn broekje,
nat zijn jasje.
O, o die domme, domme Basje.